De eenhoorn komen we in het noorden overal tegen: in heraldiek (wapenkunde), in kerken (o.a. op gewelfschilderingen), op zegels, op zerken, op gevelstenen etc. Wat is een eenhoorn, wat is vroeger de betekenis ervan geweest en welke heeft hij nu? We proberen er in dit artikel een antwoord op te geven.

 

Merkwaardige gevelsteen van de eenhoorn te Dokkum
In Dokkum is in 1958 aan de Boterstraat een oud bierbrouwerhuis afgebroken, met in zijn gevel een zeer Interessant 'adres in steen'. Hoewel in Dokkum oude gevelstenen niks bijzonders zijn, draagt de gevelsteen van het bierbrouwerhuis zo op het eerste gezicht wel een zeer typische voorstelling. Men ziet daarop een springend paard met één hoorn midden op zijn voorhoofd. Een voor ons onwezenlijk beeld van een paard.

 

De maagd en de eenhoorn.Afb. De maagd en de eenhoorn.

 

Bij nadere beschouwing ziet men echter dat, al heeft het dier de gestalte van een paard, er toch grote verschillen zijn. Behalve de uit het voorhoofd komende gedraaide rechte hoorn, heeft het wezen een sik, splijthoeven en een pluimstaart. Of er ooit zulk een dier bestaan heeft, of dat men van het beest later een verwrongen voorstelling heeft gemaakt, is niet zeker. In ieder geval wordt de eenhoorn in de vroegste literatuur beschreven als een fabelachtig dier van ontembare wildheid. Geen enkele jager kan hem vangen, behalve als er een rein meisje in de buurt is, een maagd dus. Ziet hij haar of wordt hij gelokt door het lied van het meisje, dan komt het dier naderbij gerend, knielt voor haar neer en legt heel gedwee zijn kop in haar schoot

 

 

Op grond van diverse Bijbelplaatsen (ojs. Job 39: 12-15, Num. 23: 22, 24 : 8) meent Dr. W. H. Nieuwhuis in de "Christelijke Encyclopaedie" dat de eenhoorn wel degelijk bestaan heeft, al moet daarbij meer gedacht worden aan één of andere uitgestorven soort van een neushoorn. Wij merken op dat de nieuwe Bijbelvertaling "woudos" vermeldt in plaats van "eenhoorn".

 

Gevelsteen van een eenhoorn te Dokkum aan de Boterstraat nr. 15

Afb. Gevelsteen van een eenhoorn te Dokkum aan de Boterstraat nr. 15[1].

Hoe dan ook, de eenhoorn heeft in de symboliek en de heraldiek (wapenkunde) een grote rol gespeeld. Zo is op het Engelse koningswapen met twee schilddragers, de ene drager een eenhoorn van zilver met een kroon op en een ketting om de hals en de andere een gouden leeuw. In de symboliek is een eenhoorn o.a. zinnebeeld van Christus, die in de schoot van de Maagd Maria de menselijke natuur aanneemt.

 

In het wapen op de herenbank van Hornhuizen zien we twee naar elkaar toewendende eenhoorns met daartussen een kroon.

In het wapen op de herenbank van Hornhuizen zien we twee naar elkaar toewendende eenhoorns met daartussen een kroon. Foto: ©Jur Kuipers. Klik op de foto voor een vergroting.

 

De eenhoorn is ook symbool van de kuisheid en de maagdelijkheid en geldt in de middeleeuwen dat hij bovendien macht heeft om vergiftigde bronnen te zuiveren door zijn hoorn in het water te steken. Ook is in vroeger tijden de hoorn in gemalen toestand een algemeen geneesmiddel. Vandaar dat dit fabeldier gebruikt wordt als uithangteken van apothekers en drogisten. Welk symbolisch verband de vroegere bierbrouwer tussen de eenhoorn en zijn bier heeft gelegd, is niet duidelijk. Wellicht moeten we het zoeken in de zuiverende en geneeskrachtige werking van de hoorn van het dier. Het Dokkumer bier geldt in die tijd inderdaad als "best". De gevelsteen is niet gedateerd maar de randversiering wijst op de eerste helft van de 18e eeuw. De gevelsteen zal in de gevel van het nieuwe pand worden herplaatst, zodat zij een sieraad blijft voor het straatbeeld. Het is een fraai en goed onderhouden exemplaar[2].

 

Vlag van de voormalige gemeente Menaldumadeel (Fr.), waar de eenhoorn niet alleen op de vlag voorkomt, maar ook op het wapen. Het betreft een eenhoorn die naar achteren kijkt. De vlag is blauw met aan de stokzijde een staande gele baan ter breedte van een vierde deel met op de rest van de vlag de omziende eenhoorn

Vlag van de voormalige gemeente Menaldumadeel (Fr.), waar de eenhoorn niet alleen op de vlag voorkomt, maar ook op het wapen. Het betreft een eenhoorn die naar achteren kijkt. De vlag is blauw met aan de stokzijde een staande gele baan ter breedte van een vierde deel met op de rest van de vlag de omziende eenhoorn[3].


We gaan er dieper op in

 

De neushoorn in de Bijbel en in de kerken

 

De Bijbel heeft de onttovering van de eenhoorn eeuwenlang tegengehouden. De geschiedenis van het fabeldier laat zien hoe hardnekkig mensen vasthouden aan een denkbeeld dat door het gezag wordt ondersteund, maar waarvoor in de realiteit geen basis is. De cultuurgeschiedenis van de eenhoorn als geschiedenis van de wetenschap in het algemeen.

 

In de Martinikerk van Groningen komt op maar liefst 14 zerken een afbeelding van een eenhoorn voor, meestal in een wapen. Zo zien we op de zerk van dominee E. Botterman en Mena Crans het volgende:
DOMINE E. BOTTERMAN EN MENA CRANS, EHEL. 1756.

Wapen: Gedeeld: I een staand vat, vergezeld van boven van de letters E.B. : II op een terras een voor een boom staande eenhoorn.

WY ZYN UIT STOF / EN MOESTEN TOT STOF WEDERKEEREN / WY LIGGEN HIER BENEDEN / EN GY GAAT OVER ONS TREDEN / SPIEGELT U AAN ONS, WANT WY / ZYN OOK GEWEEST GELYK ALS GY.
N.B. Tekening 1825: RAG, Archief Feith {1924], inv. nr. F 19. De zerk wordt in de kerk helaas niet meer aangetroffen. GDW, blz. 327, nr. [1597].

 

De Italiaan Luigi Barthema moet een van de eerste Europeanen zijn geweest die Mekka bezoekt. Hij is in 1480 in Bologna geboren, wordt opgeleid tot specialist in het maken van vuurwapens en explosieven en vertrekt als jonge man naar het Nabije Oosten om zijn diensten aan te bieden aan lokale potentaten. In Damascus sluit hij zich aan bij een groep Mamelukken, een militie van uit christelijke ouders geboren, tot slaaf gemaakte en met de islam opgevoede soldaten. Met hen trekt hij, vermomd als islamiet, naar Mekka, waar hij de Kaäba en de overige heilige plaatsen van de islam te zien krijgt. Achter het paleis van de sultan wordt zijn aandacht getrokken door een ommuurde tuin, waarin hij tot zijn verbazing twee eenhoorns ziet lopen. De grootste van de twee is ongeveer zo groot als een tweejarig veulen; de hoorn op zijn kop is drie ellen lang. De dieren hebben een donkerbruine vacht en gespleten hoeven, zoals geiten. Barthema verneemt dat de sultan deze twee eenhoorns als teken van vriendschap ten geschenke heeft gekregen van een Ethiopische vorst.

 

Barthema's beschrijving van de twee eenhoorns klinkt volstrekt geloofwaardig; niets wijst erop dat hij het bericht uit zijn duim zuigt. Teruggekeerd in Europa schakelt hij een professionele literator in om zijn reisherinneringen te boek te stellen. Het boek wordt een Europese bestseller; tot in de zeventiende eeuw verschijnen er vertalingen in vele talen. Een Duitse uitgave, gepubliceerd in 1515 in Augsburg, is verlucht met houtsneden van Jörg Breu. Deze brengt ook de twee eenhoorns in beeld die Barthema in Mekka heeft gezien. Als bewijsstuk voor wat Barthema werkelijk ziet in Mekka, kan Breu's hout snede niet dienen. De kunstenaar lijkt de eenhoorns afgebeeld te hebben op grond van Barthema's beschrijving, aangevuld met gegevens ontleend aan de traditionele voorstelling van de eenhoorn, zoals men omstreeks 1500 meent dat dit dier eruitziet.

 

 

 

Zerk uit de Martinikerk Groningen an Jan Roelefs Klateringe:
A° 1652, DEN 4 NOVEMBER, IS DE E. JAN ROELEFS KLATERINGE IN DEN HEEREN GERUST ENDE VERWACHT EEN SALIGE OPSTANDINGE IN CHRISTO.

Wapens: Rechts: Een omgewende, springende eenhoorn. Links: Huismerk nr. 225. Helmteken: een uitkomende eenhoorn.

N.B. Grafnummer [Schip] 26? Jan Roelefs, brouwer in 't Eenhoorn, eigenaar ... 1661. Grafboek. Afgebeeld: Beeldbank Groningen, id.nr. NL-GnGRA_818_5690 (ca. 1970). Ligging: V14 ('Vloertje van De Vrieze', nr. 14) (ca. 1970), 3306 (Transept zuidzijde, rij 3, nr. 6) (2013). GDW, blz. 321, nr. [1562].

 

Welke dieren kan Barthema dan gezien hebben? Het bericht bevat een detail dat wellicht tot een verklaring kan leiden. Bij sommige Afrikaanse herdersvolken is het gebruik aangetroffen de schedel van een pasgeboren dier zo te bewerken dat de hoorns tot één enkele hoorn samengroeien. Deze enkele hoorn fungeert dan als teken van de bijzondere potentie van het dier, dat is voorbestemd om, eenmaal volwassen, de leider van de kudde te worden.

 

De eenhoorn op een grafzerk te Meeden. De tekst is helaas volledig afgesleten. Foto: ©Jur Kuipers.

De eenhoorn op een grafzerk te Meeden. De tekst is helaas volledig afgesleten. Foto: ©Jur Kuipers.

 

De intrigerende vraag welke dieren Barthema in een ommuurde tuin in Mekka gezien kan hebben, zal bij de contemporaine lezers van zijn bericht niet zijn opgekomen. Voor hen is de eenhoorn immers een realiteit. Het dier is weliswaar vrijwel nooit in het wild waargenomen, maar wordt wel beschreven in alle gezaghebbende werken over het dierenrijk. Bovendien weet iedereen van het bestaan van eenhoorns: kaarsrechte, tot tweeënhalve meter lange, speervormige, ivoren staven, met in de lengte spiraalvormig verlopende groeven. Zeldzame exemplaren worden als kostbare schatten bewaard in kerken en in vorstelijke schatkamers. Sommige exemplaren zijn opvallend veel dunner dan andere: men heeft er in de loop der eeuwen steeds opnieuw poeder afgeschraapt dat in die tijd als wondermiddel tegen allerlei vormen van vergiftiging en infectie beschouwd wordt.

 

Monoceros and Bear. Bodleian Library, MS. Ashmole 1511, The Ashmole Bestiary, Folio 21r, England (Peterborough?), Early 13th century.

Monoceros and Bear. Bodleian Library, MS. Ashmole 1511, The Ashmole Bestiary, Folio 21r, England (Peterborough?), Early 13th century. Licentie: Public Domain.

 

In de late Middeleeuwen ontbreekt op de eettafel van vorsten en andere hooggezeten personen nooit een flacon met eenhoornpoeder of een in edel metaal gevat stukje van de hoorn van een eenhoorn. Hiermee wordt elk opgediend gerecht beproefd, vóór het doorluchtige personage het naar de lippen brengt.

 

Wat het bestaan van de eenhoorn naar middeleeuwse overtuiging boven alle twijfel verheft, is het feit dat het dier in de Bijbel wordt genoemd. Op een achttal plaatsen in de Hebreeuwse Bijbel komt het woord re'em voor. In de meeste gevallen betreft het een metafoor met behulp waarvan de macht Gods wordt omschreven: de macht van Jahweh wordt vergeleken met die van een re'em. Volgens de huidige stand van kennis van het Bijbelse Hebreeuws moet re'em iets betekenen als 'wilde stier'. Wellicht wordt hiermee een oeros bedoeld. In de derde eeuw voor Christus leeft in de toenmalige wereldstad Alexandrië, in de Nijldelta, een joodse gemeenschap die zich als voertaal van het Grieks bedient. Daardoor ontstaat de behoefte aan een vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Volgens de traditie is deze Griekse vertaling door zeventig onafhankelijk van elkaar werkende vertalers tot stand gebracht, vandaar de naam Septuagint, wat 'zeventig' betekent. De vertalers van de Septuagint geven het Hebreeuwse re'em in bijna alle gevallen weer met vormen van het Griekse woord monokeroos, oftewel 'eenhoorn'.

 

Houtsnede van de eenhoorn in Historiae animalium (1551).

Houtsnede van de eenhoorn in Historiae animalium (1551). Bron: Conrad Gesner. National Library of Medicine. Licentie: Public Domain.

 

Men meent lange tijd dat de weergave van het begrip 'wilde stier' met 'eenhoorn' eenvoudig als een vertaalfout moet worden beschouwd. Pas recent is aannemelijk gemaakt dat het niet om een foutieve vertaling gaat maar om een interpretatie, die bovendien als een aanpassing aan een gewijzigde culturele situatie kan gelden. Voor de oude Israëlieten, een volk van veehouders, kan de wilde stier fungeren als een metafoor voor de macht van Jahweh. Voor de joden in Alexandrië, de gehelleniseerde stadsbewoners voor wie de Septuagint wordt vervaardigd, is deze agrarische metafoor niet langer 'to the point'. Vandaar dat de vertalers de voorkeur hebben gegeven aan een actuelere metafoor: de eenhoorn als symbool van de Messias. Vermoedelijk moet hier aan invloed van oosterse culturen worden gedacht, met name uit Perzië of Indië, waar een mythologisch eenhoornig dier of wezen als belichaming van macht, seksuele potentie en vruchtbaarheid wordt vereerd. De beslissing van de Septuagint-vertalers om het Hebreeuwse woord re'em met het Griekse monokeroos weer te geven, heeft ongedachte gevolgen gehad, gevolgen die tot in onze eigen tijd, meer dan tweeduizend jaar later, merkbaar zijn gebleven.

 

Met afbeelding uit de Martinikerk Groningen

Wapens: Rechts: Een omgewende, springende eenhoorn [Folckers]. Links: Gedeeld, doch het eerste veld breder dan het tweede: I drie linkerschuinbalken, vergezeld van zes rozen, 1 en 2 en 2 en 1; II drie klaverbladen onder elkaar. Helmteken: een omgewende uitkomende eenhoorn.

N.B. Grafnummer 34. Berent Folckers eigenaar van de graven nrs. [Schip] 340 en 341, 23 juni 1629. Zie: GAG, Grafboek. Johanna Folckers, dochter van Berent Folckers en Albertien Derks of Popkens, gehuwd Groningen 23 juli 1637 Regnerus Tjaarda, overleden Groningen 14 juli 1668. Zie: NLW, 1939, k. 215. Vergelijk: GDW, nr. 354. Wellicht is de andere zerk van de grafnummers 340 en 341 de nog niet teruggevonden zerk GDW, nr. 1752Bbis. Vgl. ook de identiek vormgegeven steen GDW, nr. 1752B. Daar het helmteken van deze zerk naar heraldisch links kijkt, zou dat grafnummer 340 kunnen zijn.

GDW, blz. 337, nr. [1681A].


De Latijnse Bijbelvertaling, de Biblia Vulgata, die in een groot deel van Europa sinds de vroege Middeleeuwen de standaardtekst van de Bijbel is gebleven en dit (in herziene redactie) in de rooms-katholieke kerk nog steeds is, stemt overeen met de Septuagint en geeft overal waar deze van monokeroos spreekt een vorm van unicornis, eenhoorn. Hetzelfde geldt voor de oudere protestantse Bijbelvertalingen, zoals de Luther Bijbel en onze Nederlandse Statenvertaling: ook daar vindt men op alle re'em-plaatsen het woord eenhoorn of een equivalent hiervan. Voor de vraag naar de realiteit van de eenhoorn is dit een feit van niet te overschatten betekenis. Eeuwenlang heeft immers gegolden dat wat in de Bijbel staat waar is. Dat een dier dat in de Bijbel genoemd wordt niet zou bestaan, is eenvoudig ondenkbaar.

 

Silesia Annunciation with the Unicorn Polyptych. De maagd Maria met een eenhoorn (ong. 1480), Nationaal Museum, Warschau.

Silesia Annunciation with the Unicorn Polyptych. De maagd Maria met een eenhoorn (ong. 1480), Nationaal Museum, Warschau. Fotograaf: Burgerer. Licentie: Public Domain.

 

De Septuagint is trouwens niet het enige geschrift uit de Oudheid dat het bestaan van de eenhoorn garandeer5t. De beschrijving van de eenhoorn door de Romein Plinius (23-79 na Chr.) heeft tot ver na de Middeleeuwen als gezaghebbend gegolden en ook in de wereld van het vroege christendom heeft de eenhoorn een rol gespeeld. Het belangrijkste bewijsstuk is een oorspronkelijk Grieks geschrift dat naar men aanneemt in de tweede eeuw is ontstaan, waarschijnlijk ook weer in de metropool Alexandrië. Het staat bekend staat als de Physiologus, wat letterlijk betekent: de Natuurkenner. Dit werk bestaat uit een vijftigtal korte hoofdstukjes waarin een dier (soms een plant of een steen) wordt beschreven en waarvan de eigenschappen vervolgens worden toegepast op een aspect van de christelijke heilsgeschiedenis. De Physiologus beschrijft de eenhoorn als een klein dier dat op een geitje lijkt, maar zo agressief is dat geen jager het te pakken kan krijgen. Het heeft een enkele hoorn, midden op het hoofd. Om de eenhoorn toch te kunnen vangen plaatst men een maagd, fraai uitgedost, op de weg van de eenhoorn. Als de eenhoorn de jonkvrouw in het oog krijgt, springt hij in haar schoot en onderwerpt zich aan haar macht. Dit wordt uitgelegd als een verbeelding van de komst van de Heiland, de «hoorn der zaligheid» die voortkomt uit het huis van David. De Physiologus besluit zijn bericht over de eenhoorn met de mededeling dat het dier in staat is om gif onschadelijk te maken.

 

Eenhoorn te Huizinge. Laatgotisch zijn de figuratieve gewelfschilderingen. Op het koor duidt de afbeelding van de eenhoorn, het zinnebeeld van Maria, wellicht de vroegere plaats aan van het altaar voor de moeder Gods

Eenhoorn te Huizinge. Laatgotisch zijn de figuratieve gewelfschilderingen. Op het koor duidt de afbeelding van de eenhoorn, het zinnebeeld van Maria, wellicht de vroegere plaats aan van het altaar voor de moeder Gods[4].

 

Het bericht over het vangen van de eenhoorn met behulp van een maagd, al of niet vergezeld van de uitleg die de Physiologus hieraan geeft, zal tot het einde van de Middeleeuwen tot de vaste elementen van de zoölogische kennis blijven behoren. Het is in vrijwel alle middeleeuwse bestiaria (dierenboeken) en encyclopedische werken over de Natuur te vinden en is daarnaast talloze malen uitgebeeld: in miniaturen, in houtsneden, op tapijten. In de ogen van middeleeuwers wordt de geloofwaardigheid van het verhaal bevestigd en zelfs versterkt door de religieuze uitleg. Een verschijnsel in de Natuur: een eenhoorn is alleen te vangen met een maagd, blijkt in een wonderbaarlijke samenhang te staan met de geboorte van Christus uit de maagd Maria. Wie in dit laatste gelooft - en dat geloof is in de Middeleeuwen een vanzelfsprekendheid - kan moeilijk anders dan ook het eerste als een feit beschouwen.

 

Pas rond het midden van de zestiende eeuw begint er iets van twijfel door te schemeren. Een van de eersten bij wie dit zichtbaar wordt, is de grote Zwitserse zoöloog Conrad Gesner, wiens vierdelige Historia animalium in de jaren 1551-1558 verschijnt. Gesners werk getuigt van een vroegmoderne wetenschapsopvatting. Hij houdt een opruiming onder de mythische (of mythologische) dieren die de middeleeuwse zoölogie uit de Oudheid heeft geërfd, zoals de vogel phoenix, de griffioenen, de harpijen en de sirenen. Deze dieren, die door vroegere autoriteiten als 'bestaand' worden beschreven, brengt Gesner onder in een aparte groep 'Fabeldieren'. Maar de eenhoorn rekent Gesner niet tot deze categorie. Hij behandelt het dier onder de viervoeters, waarbij hij wel opmerkt dat het dier nooit in het wild is waargenomen. Bij de houtsnede die zijn bespreking van de eenhoorn illustreert, een paardachtig dier met gespleten hoeven, de manen van een leeuw en een enorme, gespiraliseerde hoorn op het voorhoofd, tekent Gesner aan: 'Zo wordt het dier thans door schilders afgebeeld, maar over de gedaante van het dier acht ik niets zeker.' Overigens twijfelt hij niet aan de medische effectiviteit van eenhoornpoeder, «in het bijzonder als de hoorns afkomstig zijn van de recent ontdekte eilanden». Daarmee bedoelt hij zonder twijfel Amerika. Dit wijst erop dat men in Gesners tijd van mening is dat de eenhoorn in de Nieuwe Wereld te vinden zal zijn.

 

In de Luterse kerk te Groningen zien we ook de eenhoorn. Op het eerste raam is het Geloof voorgesteld door een kruis en een gekroonde adelaar. Eronder overwint de aartsengel Michael, gezeten op een eenhoorn, symbool van de reinheid, een draak (de duivel).Afb. links: In de Luterse kerk te Groningen zien we ook de eenhoorn. Op het eerste raam is het Geloof voorgesteld door een kruis en een gekroonde adelaar. Eronder overwint de aartsengel Michael, gezeten op een eenhoorn, symbool van de reinheid, een draak (de duivel).


In de zestiende eeuw zijn het vooral medici die de geheimen van de Natuur proberen te ontraadselen. Twee Venetiaanse artsen, Andrea Marini en Andrea Bacci, bestoken elkaar met traktaten over de waarde van eenhoornpoeder als geneesmiddel. Ook hun Antwerpse confrater Jan van Gorp, die in 1569 onder zijn Latijnse naam Johannes Goropius Becanus een lijvige foliant over de geschiedenis van zijn vaderstad publiceert, houdt zich met het vraagstuk van het bestaan van de eenhoorn bezig. Bij mijn weten is hij de eerste die een vraag stelt waaraan blijkbaar niemand eerder heeft gedacht en die toch zeer voor de hand ligt: hoe zou een dier dat, blijkens de wijze waarop het gewoonlijk wordt afgebeeld, een lange rechte hoorn op het voorhoofd draagt, kunnen grazen? En hoe zou het zijn kop, belast met een zo lange en dus ook zware extremiteit, eigenlijk omhoog kunnen houden? Dan is het, zo meent hij, toch veel aannemelijker dat het om de hoorn van een zeedier gaat. Heeft hijzelf niet een dergelijke hoorn kunnen onderzoeken die is aangevoerd op een schip uit IJsland? Maar dit heeft hem toch weer aan het twijfelen gebracht. Van IJsland is het immers niet ver naar de nog onontdekte eilanden die in een ring rond de Noordpool zouden liggen. Op één daarvan moet zich volgens sommige geografen (onder wie de grote Ortelius) het Aardse Paradijs bevinden. Als er ergens op aarde een viervoetige eenhoorn zal rondlopen, dan moet het wel daar zijn… Een fascinerend verhaal: Becanus heeft de oplossing van het raadsel van de herkomst van de eenhoorn letterlijk in handen gehad en toch kan hij zich niet losmaken van de traditionele theorie over het bestaan van de viervoetige eenhoorn.

 

Indus Valley Seals_unicorns. Zegels uit de Indusbeschaving met eenhoorns (Brits Museum).

Indus Valley Seals_unicorns. Zegels uit de Indusbeschaving met eenhoorns (Brits Museum). Bron: http://commons.wikimedia.org/w/index.php?title=File%3AIndusValleySeals.JPG. Licentie: Creative Commons.

 

Wie er evenmin in slaagt zich daaraan te ontworstelen, is Becanus' tijdgenoot en mede-medicus Ambroise Paré. Hij is de auteur van een chirurgisch handboek dat tot in de achttiende eeuw aan vele universiteiten gebruikt wordt. Maar ook het probleem van de eenhoorn interesseert hem. In een in 1585 verschenen traktaat vergelijkt hij de uitspraken over de eenhoorn van een groot aantal zoölogische autoriteiten. Hij treft daarbij zo veel onverzoenbare tegenspraken aan dat er eigenlijk maar één conclusie mogelijk is: de eenhoorn bestaat niet. Maar de Bijbel dan? In ok in het wapen van de Britten komt de eenhoorn voor.de Bijbel wordt de eenhoorn genoemd en dus moet Paré met tegenzin toegeven dat de eenhoorn toch moet bestaan. Hij revancheert zich echter door op te merken dat de Schrift nergens melding maakt van de gifverdrijvende of desinfecterende kracht van de hoorn, al of niet in poedervorm. Dit biedt hem de kans door middel van een wetenschappelijk experiment vast te stellen of er inderdaad sprake is van deze werking. Op een tafelblad trekt hij een kring met water waarin hij eenhoornpoeder strooit. Binnen deze kring plaatst hij een aantal spinnen, schorpioenen en padden, dieren die in die tijd als hoogst giftig worden beschouwd. Tot zijn voldoening ziet hij deze venijndragers zonder het minste probleem de waterkring passeren. Een pad in een bak water waarin hij eenhoornpoeder heeft opgelost, blijkt na drie dagen nog springlevend. Conclusie: dat eenhoornpoeder gif verdrijft, is een fabeltje. Voor de Parijse medische faculteit is deze conclusie van de lijfarts van de koning volstrekt onacceptabel. Zowel voor artsen van toen als hun patiënten geldt eenhoornpoeder, of wat daarvoor doorgaat, als een onmisbaar geneesmiddel. Ook de heren apothekers voelen zich aangetast in een lucratieve broodwinning: de prijs van eenhoornpoeder bedraagt in die tijd ongeveer tien maal het gewicht ervan in goud. Paré heeft de grootste moeite gehad zich zijn woedende collega's uit de medische sector van het lijf te houden.

 

Wapen hierboven. Ook in het wapen van de Britten komt de eenhoorn voor.

 

Gewelfschildering kerk Loppersum. Op de koorgewelven zijn onder andere afgebeeld de Maagd en de Eenhoorn, Christus als Man van Smarten en het Lam Gods. Ook is er een mooie schildering van de pelikaan die zijn borst tot bloedens toe pikt om zijn jongen te voeden. De pelikaan staat voor Christus, die aan het kruis zijn bloed vergiet voor de mensheid. In latere tijd wordt de pelikaan symbool voor de Eucharistie

Gewelfschildering kerk Loppersum. Op de koorgewelven zijn onder andere afgebeeld de Maagd en de Eenhoorn, Christus als Man van Smarten en het Lam Gods. Ook is er een mooie schildering van de pelikaan die zijn borst tot bloedens toe pikt om zijn jongen te voeden. De pelikaan staat voor Christus, die aan het kruis zijn bloed vergiet voor de mensheid. In latere tijd wordt de pelikaan symbool voor de Eucharistie[5].

Intussen zijn ontdekkingsreizigers op zoek naar een zeeroute «bij noorden om» naar Cathay, zoals men China op dat moment noemt. Dit brengt hen, ten noorden van Canada en ten noorden van Azië, in wateren binnen de Poolcirkel, in het leefgebied van de narwal. Dit is een walvisachtig zoogdier waarvan de bovenkaak uitloopt in een tot tweeënhalve meter lange stoottand, met in de lengte spiraalvormig verlopende groeven. De narwal is het enige dier met een dergelijke gespiraliseerde stoottand. Alleen bij mannelijke exemplaren groeit de tand op deze wijze uit; een andere functie dan als imponerend teken van kracht en potentie heeft men niet kunnen vaststellen.

 

 

De eenhoorn op het gewelf in de kerk van Stedum.

 

Afb. links. De eenhoorn op het gewelf in de kerk van Stedum.

 

Marrin Frobisher

Middeleeuwse zoölogen hebben een vage notie gehad van het bestaan van een «vis» waarvan de spitse bek uitloopt in een lange 'hoorn'. In 1577 bevindt de Engelse ontdekkingsreiziger Martin Frobisher, die op zoek is naar de noordwestpassage, zich met zijn schip in een baai of zeestraat ten noorden van Canada. Bemanningsleden krijgen een in zee drijvende dode narwal in zicht, een dier dat zij nooit eerder gezien hebben. Als zij het dode dier aan boord takelen, constateren zij dat de hoorn, waarvan de punt is afgebroken, hol is. Wat zij vervolgens doen, is op z'n minst opmerkelijk: zij stoppen levende spinnen in de holte van de hoorn en wanneer zij constateren dat die onmiddellijk sterven, weten zij wat voor dier het is: een zee-eenhoorn. Hun gedachtegang berust waarschijnlijk op het oude denkbeeld dat elk landdier een maritieme tegenhanger heeft, getuige de zeehond, de zeeleeuw en de zeewolf. In dit geval zou de soortverwantschap tussen land- en zee-eenhoorn zich gemanifesteerd hebben in beider bezit van een gif verdrijvende hoorn.

 

De eenhoorn op het gewelf in de kerk van Stedum.

De eenhoorn op het gewelf in de kerk van Stedum.


De herontdekking van de narwal en de zee-eenhoorn

In beginsel kan de ontdekking (of beter: de herontdekking) van de narwal de nekslag toebrengen aan het geloof aan de viervoetige eenhoorn. Maar zo is het niet gegaan. Door de narwal als zee-eenhoorn te classificeren wordt het bestaan van een op het land levende tegenhanger eerder bevestigd dan ontkend. Meningsverschil is eigenlijk alleen mogelijk over de vraag of een bepaald exemplaar van de hoorn afkomstig is van een land- dan wel van een zee-eenhoorn. Het is de Deense geleerde Ole Worm (1588-1654) die deze kwestie op een wetenschappelijk plan weet te brengen.

 

Als koninklijk hoogleraar in de medicijnen krijgt Worm in 1638 een vraag voorgelegd die de Kopenhaagse apothekers in twee kampen verdeelt: wat is eigenlijk de ware aard - en de herkomst - van het geneesmiddel dat zij verkopen onder de naam -eenhoorn-? In zijn antwoord betoogt Worm dat de zogenaamde 'hoorn' van de zogenaamde -zee-eenhoorn- (alias de narwal) in het geheel geen hoorn is, maar qua materiaal, vorm en inplanting alle kenmerken vertoont van een tand. Als bewijs hiervan geeft hij een nauwkeurige beschrijving van een narwalschedel in zijn verzameling. Daarnaast toont hij aan, met behulp van een experiment waarin twee duiven en twee katten het leven laten, dat het zogenaamde -eenhoornpoeder- als antidotum totaal niet werkt. De apothekers zullen met Worms conclusies niet blij zijn geweest. In heel Europa daalt de prijs van eenhoornpoeder dramatisch.

 

Maar betekent dit nu dat de objecten die in de schatkamers van kathedralen en kerken, in de Wunderkammer van vorstelijke paleizen en in de rariteitenkabinetten van geleerde verzamelaars tentoongesteld worden als eenhoornhoorns, in werkelijkheid narwaltanden zijn geweest? En als dat zo zou blijken te zijn, wat is er dan nog voor reden om aan te nemen dat er naast de zee-eenhoorn (die dus eigenlijk helemaal geen eenhoorn is) een landeenhoorn zou bestaan?

 

 

Anna van Brienen, 6 aug. 1670. De eenhoorn op een zegel.


Afb. Anna van Brienen, 6 aug. 1670. De eenhoorn op een zegel.

 

De eenhoorn en Denemarken

Een weloverwogen antwoord op deze vragen komt opnieuw uit Kopenhagen. Drie leden van het Deense geslacht Bartholin houden zich in de zeventiende eeuw intensief bezig met het eenhoornvraagstuk. De stamvader van deze geleerdendynastie is de medicus Caspar Bartholin, die in 1628 een verhandeling over de eenhoorn publiceert. Zijn zoon Thomas (1616-1680) volgt zijn vader op als hoogleraar in de anatomie in Kopenhagen. Hij is de auteur van het omvangrijkste en geleerdste werk dat ooit over de eenhoorn is geschreven. Op zijn reizen door Europa heeft hij een groot aantal zogenaamde –'eenhoornhoorns' persoonlijk onderzocht. Op grond hiervan komt hij tot de conclusie dat het in alle hem bekende gevallen gaat om narwaltanden. De vraag naar het bestaan van een op het land levende eenhoorn benadert hij met omzichtigheid. In de Natuur is, zo merkt hij op, eenhoornigheid geen zeldzaam verschijnsel. Behalve de rhinoceros en de narwal zijn er eenhoornige insecten, eenhoornige vogels en eenhoornige slangen. Waarom zou er dan niet ook een viervoetige eenhoorn kunnen bestaan? Dat nooit iemand een eenhoorn in levenden lijve heeft gezien, kan niet als bewijs gelden zolang niet de gehele aarde is doorzocht. Daarom is het maar beter op het gezag van de traditie te vertrouwen en aan te nemen dat de vertalers van de Septuagint zich niet vergist hebben.

 

Het is een conclusie die, ondanks allerlei argumenten die er in de loop der jaren tegenin zijn gebracht, in feite tot in het midden van de negentiende eeuw overeind blijft.

 

Zegel van Peter Emmo Damm, 28 mei 1763.

Afb. Zegel van Peter Emmo Damm, 28 mei 1763.

 

De mening van Leibniz

Met een originele visie op het eenhoornprobleem komt de grote natuurkundige en filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) op de proppen. Volgens hem behoren de fossiele beenderen die in 1633 in een kalkgroeve nabij Quedlinburg in de Harz aan het licht komen, tot het skelet van een eenhoornig dier, en wel van een uitgestorven eenhoorn. Leibniz zet zijn visie uiteen in een revolutionair geschrift, Protogaea, met de ondertitel 'Over de vroegste aanblik van de aarde en de oudste sporen van haar geschiedenis in de overblijfselen van de natuur'. Hij beseft dat het denkbeeld dat God dieren zou hebben geschapen die na verloop van tijd weer zouden zijn uitgestorven, of die verdronken zouden zijn in de Zondvloed, orthodoxe christenen tegen de borst zal stuiten. Leibniz besluit daarom het manuscript van zijn boek in portefeuille te houden. Pas in 1749, meer dan dertig jaar na de dood van de auteur, is het werk verschenen. Leibniz' bespreking van de fossiele eenhoorn gaat vergezeld van een gravure. In de besloten tuin van een middeleeuwse miniatuur zou de aldus gereconstrueerde bewoner van een zeventiende-eeuws Jurassic Park geen vreemd figuur slaan.

 

Bij het grote publiek hebben deze publicaties over de fossiele eenhoorn waarschijnlijk weinig weerklank gevonden. In het werk van Buffon, de grootste zoölogische autoriteit van de achttiende eeuw, komt de eenhoorn niet voor, zelfs niet als uitgestorven diersoort. Betekent dit dat de eenhoorn langzamerhand bij de fabeldieren is ingelijfd? Verre van dien! Het bestaan van de eenhoorn is misschien door de geleerden als een onopgeloste kwestie ter zijde gelegd, maar blijft het grote publiek bezighouden. Dit komt door de berichten van reizigers in vreemde landen: die vormen, in allerlei al of niet gepopulariseerde versies, favoriete lectuur. De ene na de andere ontdekkingsreiziger rapporteert dat hij diep in de binnenlanden van Afrika, respectievelijk Azië of Zuid-Amerika, van een betrouwbare zegsman heeft vernomen dat er niet ver van de plek waar hij zich op dat moment bevindt, eenhoorns moeten voorkomen.

 

Zegel T.W. Damm, 28 mei 1763. Hierop bovenaan een eenhoorn.

Afb. Zegel T.W. Damm, 28 mei 1763. Hierop bovenaan een eenhoorn.

 

Eerste helft 19e eeuw

De stroom berichten bereikt een hoogtepunt in de eerste helft van de negentiende eeuw. Zo bericht kapitein Samuel Turner in 1801 dat de Radja van Butan hem heeft verzekerd dat er in zijn land eenhoorns voorkomen, die door zijn onderdanen met religieus respect worden behandeld. Hij belooft Turner plechtig hem een exemplaar te zullen tonen, maar helaas, zo moet Turner teleurgesteld besluiten: 'I never had a sight of it.' De beroemde Russische ontdekkingsreiziger kolonel Prejevalski (de man van de przewalskipaarden) meldt in zijn boek over Mongolië dat aldaar een bepaald soort antilope, de orongo, als een heilig dier wordt beschouwd. Onder de Mongolen is het een wijdverbreid bijgeloof dat de orongo slechts één hoorn heeft, die verticaal uit het voorhoofd van het dier groeit.

 

Ook in Afrika worden eenhoorns gesignaleerd. Onder de Afrika-reizigers die serieus naar de eenhoorn op zoek zijn geweest, moet ook de bekende Livingstone worden genoemd. De Duitse ornitholoog John Wilhelm von Müller maakt in Soedan jacht op zeldzame vogels ten behoeve van Europese dierentuinen en volières. In een publicatie van 1852 tracht hij zijn lezers ervan te overtuigen dat de eenhoorn 'wirklich existiert'. Hij heeft namelijk een in zijn ogen hoogst betrouwbare Arabische geestelijke ontmoet, die hem bij de baard van de profeet bezweert dat hij hem een anasa zal bezorgen, een dier dat hij tot in de kleinste details als een eenhoorn weet te beschrijven. Helaas moet Müller de terugreis naar Europa aanvaarden voordat zijn zegsman zijn belofte kan inlossen. Wie in de eerste helft van de negentiende eeuw een gezaghebbende encyclopedie als de Brockhaus (7e druk, 1827) op het trefwoord 'Einhorn' raadpleegt, kan daar lezen dat de eenhoorn volgens de toenmalige stand van de wetenschap ten onrechte naar de categorie van de fabeldieren is verwezen....

 

De eenhoorn op een zegel Wolter van Brienen - 1616.

Afb. De eenhoorn op een zegel Wolter van Brienen - 1616.

 

 

De eenhoorn is 'geëmigreerd'

Het kan verkeren! In de tweede helft van de negentiende eeuw is de eenhoorn voorgoed geëmigreerd uit het gebied van de wetenschappelijke zoölogie naar dat van de schone kunsten en de literatuur. Wanneers Prosper Mérimée in 1842 in het kasteel van Boussac de zes tapijten ontdekt die nu onder de naam La Dame à la Licorne de glorie van het Parijse Musée Cluny uitmaken, en wanneer Rilke zijn beroemde sonnet schrijft met de beginregel: 'O dieses ist das Tier, das es nicht giebt', is de eenhoorn niet meer weg te denken uit het Europese bewustzijn, als een symbool van onschuld en schoonheid.

 

Conclusie:
De eenhoorn bestaat niet, heeft nooit bestaan: het is een fabeldier, ondanks dat sommige mensen er nog steeds in geloven…. (HH)

 

 

Speelkaart, kopergravure, ca. 1465. Vogel-Unter, Das große Kartenspiel, Kupferstich; Bird-Jack, The great pack of cards, engraving, L. 269. Gemaakt tussen 1460 en 1467 door E.S. Master.

Speelkaart, kopergravure, ca. 1465. Vogel-Unter, Das große Kartenspiel, Kupferstich; Bird-Jack, The great pack of cards, engraving, L. 269. Gemaakt tussen 1460 en 1467 door E.S. Master. Bron: Wikipedia. Licentie: Public Domain.

 

Noten, bronnen en referenties:

Noten,:

2.  Nieuwsblad van het Noorden, 04-01-1958

4.  Reint Wobbes, 2014, Schetsen uit de kerkgeschiedenis van Huizinge.

 

 

Bronnen en referenties:
- Deze tekst is een bekorte weergave van een college in de serie 'Grijze Wijzen van het Studium Generale' van de Universiteit Utrecht op 18 april 2005, door Wim Gerritsen, 3 juni 2005. Daarin komen de afbeeldingen in dit artikel niet voor.
- RHC GA, Groninger Archieven (zegels)
- Martinikerk Groningen
- Kerk Loppersum

- Afbeeldingen. Van niet alle afbeeldingen kon de juist bron worden getraceerd.

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 15 februari 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top